Schouderklachten

  1. Peesaandoeningen
  2. Calcificaties 
  3. Rotator cuffrupturen (Pees rupturen)
  4. Proximale bicepspeesruptuur 
  5. Luxatie acromioclaviculair gewricht 
  6. Schouderluxaties 
  7. Fracturen 

Pathofysiologie van subacromiale structuren 

In de huidige visie op subacromiale klachten staat de pathofysiologie van subacromiale structuren, en dan vooral die van de rotator cuff, centraal. Zowel de bursa, de bicepspees als de rotator cuff kan een actueel ontstekingsproces doormaken, en kan verdikt of gefibroseerd zijn Verder kan er sprake zijn van tendinose, calcificaties of (partiële) rotator cuffrupturen. Als gevolg hiervan kunnen structuren moeilijker onder het acromion door bewegen, kan de omvang van subacromiale structuren toenemen of kan de subacromiale ruimte afnemen door de relatieve hoogstand van de humeruskop door een verminderde functie van de rotator cuff.

De druk in subacromiale ruimte neemt vervolgens toe met mogelijk osteofyten en verdere subacromiale weefselschade tot gevolg. 

Peesaandoeningen van de schouder

Peesweefsel is bij uitstek bindweefsel dat zich aanpast aan inwerkende krachten. Bij toenemende belasting worden pezen dikker en sterker, bij afnemende belasting worden ze dunner en neemt de treksterkte af. Bij acute peesschade of een tijdelijke overbelasting komt normaal gesproken een fysiologisch herstelproces op gang om de kwaliteit van het weefsel te handhaven. Bij aanhoudende overbelasting en/of ongunstige metabole voorwaarden kan het genezingsproces zich niet op normale wijze ontwikkelen en ontstaat iets wat aangeduid wordt als ‘tendinose’. Deze situatie is gekenmerkt door een complex beeld van een veranderd biochemisch milieu, gewijzigde celexpressie, toename van extracel- lulaire matrix en een veranderde collageensamenstelling. Als gevolg hiervan neemt de peesomvang lokaal toe, nemen de treksterkte en elasticiteit af, en kunnen mechanische prikkels pijnklachten veroorzaken.

Omdat kenmerken van ontstekingsactiviteit in de chronische fase ontbreken, wordt dit ‘tendinose’ genoemd en niet ‘tendinitis’. Deze situatie is in principe reversibel, maar een aanhoudende en progressieve tendinose vergroot het risico op progressieve weefselschade. In combinatie met leeftijdsgebonden weefseldegeneratie en cumulatieve overbelasting ontstaat uiteindelijk macroschade.

Wat betekent dit nu voor de rotator cuff? In de schouderregio is vooral de supraspinatuspees gevoelig voor zowel overmatige trekbelasting als compressiekrachten. Dat komt door zijn ligging in de subacromiale ruimte, over de humeruskop heen.Bekende voorbeelden van potentiële overbelasting zijn langdurige belaste werkhoudingen, excessieve krachtuitoefening, langdurig tillen en repetitieve bewegingen boven schouderhoogte. Bij 90° abductie is de trekkracht op de supraspinatuspees het grootst (aan de articulaire zijde).

Dit is waarschijnlijk ook de verklaring voor het feit dat partiële rotator cuffrupturen vooral aan deze zijde ontstaan.De beschreven pathologische weefselprocessen treden in de supraspinatuspees vooral op in een zone met verminderde vascularisatie: de kritische zone. 

Calcificaties in de schouder

Calcificatie in peesweefsel kent verschillende verschijningsvormen. Bij pezen die om ossale structuren heen lopen (wrap-around tendons) is het een functionele adaptatie als reactie op lokale compressie.Een andere vorm is calcificatie nabij de insertie van de pees.Dit wordt gezien als een versterkte chondrale verbening als aanpassing aan inwerkende trekkrachten, hetgeen kan uitmonden in symptomatische klachten. Bekende voorbeelden hiervan zijn het hielspoor, de jumpers knee en de insertietendinopathie van de achillespees. Bij de rotator cuff komt deze vorm in mindere mate voor. Verspreide calcificaties in de supraspinatuspees is een regelmatig voorkomende bevinding en wordt vaak aangeduid als ‘calcificerende tendinitis/tendinopathie’  De consistentie van calcificaties in de supraspinatuspees is meestal tandpasta-achtig. De etiologie is nog onduidelijk. Waarschijnlijk spelen zowel biomechanische factoren (verhoogde compressie) als metabole factoren een rol. Vooral bij kantoormedewerkers die langdurig hun armen in endorotatie en lichte abductie hebben, zijn er relatief vaak calcificaties in de supraspinatuspees te vinden. Van de patiënten met calcificaties heeft 50 procent daadwerkelijk schouderklachten, vooral in de leeftijd tussen 30 en 50 jaar.

Pijn kan bij calcificaties veroorzaakt worden door bursaprikkeling of door daadwerkelijk impingement onder het acromion. Spontaan herstel is mogelijk waarbij het calcificatie- en herstelproces verloopt in opeenvolgende fases. Bij het herstelproces zal juist de resorptiefase gepaard gaan met een toename van de pijn. Zo bezien kan een (tijdelijke) verergering van
de pijn ook een teken zijn van herstel. Negatief prognostische factoren voor herstel met conservatief beleid zijn: scherp begrensde calcificaties, een groot volume, ligging aan de anteromediale zijde van het acromion en bilateraal voorkomen.

Brace advies: Push Med Schouderbrace en/of Thuasne Sport Schouderbrace

Rotator cuffrupturen (Pees rupturen)

Een traumatische ruptuur in de rotator cuff kan in ernst variëren van een partiële ruptuur in een enkele spier, een complete ruptuur, tot een massale ruptuur van een of meer spieren. Bij een totale ruptuur (full thickness-ruptuur) loopt de scheur volledig door van de bursale naar de articulaire zijde van de rotator cuff. 

De breedte van de scheur kan daarbij aangegeven worden in centimeters of in de gradaties klein (< 1 cm), medium (1-3 cm), groot (3-5 cm) en massaal (> 5 cm).

Er is geen specifiek traumamechanisme dat een rotator cuffruptuur veroorzaakt, zowel tractietrauma’s als een val op de schouder en/of arm kunnen de aanleiding zijn.De kans op een traumatische rotator cuffruptuur is mede afhankelijk van de conditie van de rotator cuff. Hoe slechter de conditie, hoe minder impact nodig is om schade toe te brengen.Traumatische rotator cuffrupturen komen daarom nauwelijks voor bij mensen jonger dan 40 jaar. Als dat wel zo is, betreft het vooral een ruptuur dicht bij de insertie aan de humerus, met mogelijk een begeleidende avulsiefractuur. Boven de 50 jaar neemt de kans op traumatische rupturen aanzienlijk toe door een (asymptomatisch) degeneratief proces van de rotator cuff. 

Brace advies: Push Med Schouderbrace en/of Thuasne Sport Schouderbrace

Proximale bicepspeesruptuur 

Een ruptuur van de pees van de lange kop van de biceps (caput longum m. biceps) komt voornamelijk voor bij patiënten ouder dan 50 jaar.Meestal ruptureert deze pees ter hoogte van de sulcus intertubercularis van de humerus door een combinatie van een asymptomatisch degeneratief proces en een inwerkende kracht.Patiënten voelen dan bij het optillen van een gewicht of bij overmoedig ‘handje drukken’ acute pijn aan de voorzijde van de schouder, gecombineerd met de sensatie dat er iets knapt. Bij jongeren kan bij een hoogenergetisch trauma de pees ook scheuren, maar zal eerder schade ontstaan ter hoogte van de aanhechting van de bicepspees aan het labrum of het glenoïd (SLAP-laesies, zie verderop). Na het trauma vormt zich een hematoom aan de voorzijde van de bovenarm, er is beperkte pijn, en bij het aanspannen van de biceps is de spierbuik meer naar distaal verplaatst, ook wel bekend als het popeye-fenomeen.

Brace advies: Push Med Schouderbrace en/of Thuasne Sport Schouderbrace

Luxatie acromioclaviculair gewricht 

Bij een luxatie van het acromioclaviculaire gewricht (AC-gewricht) heeft een dispositie plaatsgevonden van de clavicula ten opzichte van het acromion. Een AC-luxatie is veelal het gevolg van een hoogenergetisch trauma, zoals een val direct op de schouder, het opvangen van een val op een uitgestrekte arm en een direct letsel tijdens contactsporten of bij een verkeersongeval. Vooral bij mannen rond de 30 jaar blijkt dit letsel voor te komen.

Er zijn verschillende graden van ernst en uitgebreidheid van de luxatie. 

In Nederland wordt meestal de driedeling volgens Tossy gehanteerd. 

Bij Tossy 1 is er sprake van een distorsie van het gewrichtskapsel en/of het lig. acromioclaviculare als gevolg van een dislocatie tot 50 procent van gewrichtsoppervlak. 

Bij Tossy 2 is er sprake van een subluxatie tot maximaal 100 procent van het gewrichtsoppervlak. Het kapsel en lig. acromioclaviculare zijn gescheurd, maar het lig, coracoclaviculaire is nog intact. 

Bij Tossy 3 is er sprake van een volledige luxatie door het scheuren van het lig. coracoclaviculare. Het laterale uiteinde van de clavicula staat hierbij hoger dan het acromion. In de literatuur zijn ook uitgebreidere indelingen beschreven, waarin Tossy 3 verder is onderverdeeld (classificatie volgens Rockwood).

Het klinische beeld van een AC-luxatie is die van acute pijn bovenop schouder, lokale zwelling (wat een prominerende clavicula kan maskeren), adductie van de arm als voorkeurshouding en een verminderde bewegings- functie van de arm. Het AC-gewricht is pijnlijk bij palpatie en/of bij de horizontale adductie. 

Kenmerkend voor Tossy 3 is het ‘pianotoetsfenomeen’: de clavicula is manueel in de oude stand te drukken, maar na het loslaten veert hij terug. Vergrote translaties in ventraal-dorsale richting in combinatie met een afwezig pianotoetsfenomeen duidt op Tossy 2. Bij lokale (palpatie)pijn en zwelling zonder laxiteit van het AC-gewricht is er sprake van Tossy 1.Het klinische beeld van een claviculafractuur kan lijken op dat van een AC-luxatie. 

De pijn bij een fractuur is echter meer mediaal gelokaliseerd en vaak heviger.Röntgendiagnostiek geeft uitkomst. 

Brace advies: Thuasne Ligaflex Clavicula schouderbrace

Schouderluxaties 

Bij een schouderluxatie verliest de humeruskop het contact met het glenoïd van de scapula. In meer dan 90 procent van alle gevallen is er een traumatische schouderluxatie in ventrale (anteriore) richting.De eerste schouderluxatie in deze richting wordt aangeduid met de afkorting APAS: acute, primaire, anteriore schouderluxatie. Schouderluxaties komen vooral voor op een leeftijd jonger dan 30 jaar, vanwege het hoge belastingsniveau en het uitoefenen van risicosporten. 

Het traumamechanisme is het opvangen op een gestrekte arm naar achteren of een exorotatie-abductietrauma, waarbij de schouder naar voren luxeert. Een luxatie is gekenmerkt door acute pijn, een dispositie van het schoudergewricht die te zien is als een delle in deltoïdeusregio, en het onvermogen om de arm te bewegen. De arm wordt na het trauma vaak tegen de borst aan gedrukt. Er is een kleine kans dat bij een luxatie sprake is van primaire schouderluxatie naar dorsaal (posterior). Een specifieke aanwijzing hiervoor is dat de exorotatie van de arm is geblokkeerd.

Een luxatie gaat gepaard met capsulaire en/of ligamentaire schade en vaak is het voorste labrum losgescheurd van het glenoïd (bankartlaesie) in combinatie met een hills-sachslaesie (impressiefractuur aan de dorsocraniale zijde van de humeruskop). Mogelijk zijn er ook rotator cuffrupturen en begeleidende fracturen van het glenoïd en/of het tuberculum majus. Vooral bij jongere patiënten treedt vaak een bankartlaesie op, bij oudere patiënten eerder een begeleidend rotator cuffletsel omdat de kwaliteit van dit weefsel dan al is verminderd. 

Brace advies: Medi Omomed Schouderbrace en/of Orliman Neopreen Schouderbrace

Fracturen van de schouder (schouderbreuken)

Fracturen in de schouderregio zijn meestal het gevolg van een hoogenergetisch trauma: een val op de schouder, achter op het schouderblad of op de uitgestrekte arm. Het trauma dat een gebroken sleutelbeen tot gevolg heeft is welbekend bij mountainbikers, racefietsers en kijkers naar de Tour de France. 

Bij ouderen (> 60 jaar) kan ook al bij een laagenergetisch trauma een fractuur ontstaan. Vaak is dat een subcapitale humerus- fractuur, zeker als ook osteoporose of een botmetastase in het geding is. 

De klachtpresentatie en symptomen bij fracturen zijn acute pijn, lokale zwelling, asdrukpijn, crepitaties en verminderde bewegingsfunctie of zelfs de onmogelijkheid om de arm te bewegen. 

De meeste fracturen in de schouderregio betreffen de clavicula. Door de oppervlakkige ligging van de clavicula is een fractuur van dit botstuk grotendeels klinisch te stellen. Een abnormale stand, abnormale beweeglijkheid van de fractuurdelen en eventuele crepitaties zijn dan de belangrijkste aanwijzingen. In 80 procent van de gevallen betreft het een fractuur tussen het mediale twee derde deel en het laterale een derde deel van de clavicula. De behandeling van de meeste typen claviculafracturen is in het algemeen een immobilisatie van drie tot zes weken in een mitella of sling waarna een fase van functioneel herstel volgt. Mogelijke complicaties zijn het onvoldoende aan elkaar groeien van de botdelen en compressie op de plexus brachialis. Operatief herstel kan in deze gevallen geïndiceerd zijn. 

Humerusfracturen zijn meestal proximaal gelokaliseerd en zijn in te delen naar het aantal fragmenten en de locatie van de fracturen. De meest voorkomende locaties zijn de humerusschacht, de humeruskop, het tuberculum minus en het tuberculum majus. 

Proximale humerusfracturen kunnen eerder tot blijvende dislocatie en daardoor aanhoudend functieverlies leiden. Bij een stabiele fractuur met twee fragmenten is conservatief beleid in het algemeen voldoende. Als er meer fragmenten zijn of als de fractuur instabiel is, is dat een indicatie voor operatief herstel door middel van een mini-osteosynthese of een schouderprothese.

Scapulafracturen zijn relatief zeldzaam (5% van alle schouderfracturen) en moeilijk klinisch vast te stellen door de diepe ligging en de vele spiergroepen die op de scapula aanhechten. Vaak wordt een scapulafractuur bij toeval ontdekt als de scapula in beeld is gebracht op een röntgenfoto van de thorax. Bij de meeste fractuurlocaties is het behandelbeleid conservatief. Alleen als de scapulafractuur doorloopt in het glenoïd is operatief herstel noodzakelijk om anatomische gewrichtsstanden te waarborgen. 

Brace advies: Medi Omomed Schouderbrace en/of Orliman Neopreen Schouderbrace

Product toegevoegd aan uw lijst
Product toegevoegd om te vergelijken